ECLI:NL:RBNNE:2016:4641
Een 17-jarige meisje met zo’n tien jaar ervaring met paarden en paardrijden, overkomt tijdens een paardrijles een ongeval en raakt gewond. De zaak werd aan de rechter voorgelegd om de vraag te beantwoorden of de eigenaar van het paard (de manege) aansprakelijk is voor het door het meisje opgelopen letsel.
Toedracht
Tijdens de les werd eerst geoefend met stap, galop en draf. Aan het eind van de les werd, zoals iedere twee à drie weken, gesprongen. Bij het springen werd een parcours gereden waar het paard waarop het meisje zat alle hindernissen goed nam.
Bij de dubbelsprong weigerde het paard echter en viel het meisje voorover van het paard. Het meisje kwam met haar hoofd op de hindernis en liep daarbij hersenletsel op. Zij droeg een cap.
Wel of geen ruitersfout?
De instructrice die het ongeval zag gebeuren, verklaarde dat het meisje vóór de sprong het paard niet ondersteunde, de teugels losser liet en geen been gaf, met als gevolg dat het paard stopte. Het ongeval was volgens de instructrice het gevolg van een slechte communicatie tussen het meisje en het paard; een ruitersfout.
Volgens het meisje was het ongeluk gebeurd door de eigen energie van het paard. Het abrupte stoppen met de uitvoering van de sprong was op eigen initiatief van het paard, en het onberekenbare element dat daarin is gelegen. Het meisjes betwist dat zij een ruitersfout heeft gemaakt.
Aansprakelijkheid op grond van art. 6:179 BW
Op grond van artikel 6:179 BW is de eigenaar van een dier aansprakelijk voor schade die door dat dier wordt aangericht. De grondslag voor die risicoaansprakelijkheid is gelegen in het gevaar dat schuilt in de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat in die energie ligt opgesloten. Gedragingen van het dier wanneer het dier als instrument handelt van de persoon, die hem berijdt of leidt, vallen daar niet onder.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de eigenaar van de paard niet aansprakelijk is voor de schade van het meisje. Er was géén sprake van een onberekenbaar element dat in de eigen energie van het dier ligt opgesloten.
De rechtbank licht dat toe door te overwegen dat een paard over het algemeen niet uit zichzelf over een hindernis springt. Het paard heeft nadere aansturing nodig van de berijder, en is doorlopend afhankelijk van de instructies van de berijder. Bij de uitvoering van een dergelijke, bijzondere, verrichting handelt het paard als het ware als instrument van de berijder, een berijder die op haar beurt het instrument bespeelt.
Het onvoldoende sturing geven als gevolg waarvan het paard abrupt tot stilstand kwam is volgens de rechtbank een fout van de ruiter.
Meer weten over letselschade bij sport en spel of letselschade door dieren? Neem contact op met een letselschade advocaat van Utrecht Letselschade Advies.