Een werknemer verricht saneringswerkzaamheden op het gebied van asbest. Als hij met zijn beschermende kleding en veiligheidsmasker bezig is, wordt hij door een collega van achteren vastgepakt en op de grond gelegd. De collega reikt hem vervolgens de hand om op te staan. De werknemer pakt de hand en zijn collega trekt hem hardhandig omhoog, waarbij de schouder van de werknemer uit de kom raakt.
Wie is aansprakelijk voor de schade aan de schouder? De collega en de werkgever worden aansprakelijk gesteld.
Deskundigenonderzoek
Door partijen wordt door middel van een deskundigenonderzoek een orthopedisch chirurg ingeschakeld om in de eerste plaats te beoordelen of door het met de hand optrekken van de werknemer onrechtmatig is gehandeld.
De orthopeed verklaart in zijn deskundigenbericht dat de schouder het zwakste gewricht van het lichaam is: het wordt op zijn plaats gehouden door het spierkapsel eromheen. Als iemand opgetrokken wordt, spant hij direct zijn spieren aan waardoor de schouder in de kom blijft. Maar als iemand onverwacht opgetrokken wordt en de persoon heeft nog geen tijd gehad om zijn spieren aan te spannen, ontstaat gemakkelijk een schouderluxatie.
Een eerdere schouderoperatie van het slachtoffer speelt volgens de deskundige geen rol, zowel omdat die operatie volledig was geslaagd, als omdat de man in de acht jaar voorafgaand aan de operatie zijn huisarts niet had geraadpleegd in verband met schouderklachten.
Onrechtmatige daad volgens het Hof
Het Hof verklaart op grond van het rapport dat de aangesproken partijen aansprakelijk zijn. Door te handelen, zoals hij heeft gedaan, heeft de collega-werknemer een onrechtmatige daad gepleegd in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek.
Deze onrechtmatige daad kan hem worden toegerekend en verplicht de werkgever de schade die het slachtoffer van de ‘stoeipartij’ lijdt, te vergoeden op grond van artikel 6:170 Burgerlijk Wetboek. Of de collega had moeten beseffen dat het optrekken van de werknemer schade mee bracht, doet niet ter zake.
