Uit het arrest van 28 november 2014 blijkt dat bij letselschadezaken in het algemeen en bij whiplash-zaken in het bijzonder een verzekeringsmaatschappij geen stellingen mag opvoeren die zij niet voldoende kunnen onderbouwen. Nutteloze verweren die verzekeraars aannemen kunnen een negatieve invloed hebben op de gezondheid van een particulier slachtoffer. Als een verzekeringsmaatschappij iets stelt, dient zij de stelling te onderbouwen met een voldoende feitelijke basis.
In bovengenoemde zaak speelde het volgende. Verweerder (in cassatie) is, als voorste van een rij wachtende auto’s, betrokken bij een kettingbotsing. De verzekeringsmaatschappij van de tegenpartij, London Verzekering N.V., heeft de aansprakelijkheid erkend en heeft de schade aan de auto van de verweerder vergoed. Zes jaar na het ongeval ontstaat bij verweerder een psychische crisissituatie en raakt verweerder voor 80-100% arbeidsongeschikt. Verweerder stelt dat de schade het gevolg is van het ongeval en vordert schadevergoeding.
Onvoldoende onderbouwing
De rechtbank beantwoordt de vraag of er na 1 september 2000 nog sprake is van arbeidsongeschiktheid bij verweerder als gevolg van het ongeval. Hiervoor stelt de rechtbank een deskundige aan, die tot de diagnose post whiplash syndroom na cervicaal trauma komt. De deskundige stelt een 5% functiestoornis van de gehele persoon vast. Hierbij is echter geen rekening is gehouden met de psychische klachten van verweerder. De vordering van verweerder is gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder onvoldoende onderbouwt hoe het percentage van volledige arbeidsongeschiktheid tot stand is gekomen. Op grond van voorgaande, wijst de rechtbank de vorderingen van verweerder af.
De centrale vraag is of de schade die is ontstaan na 1 september 2000 kan worden toegerekend aan het ongeval van 18 september 1994.
Oordeel van het Hof
In geval van letselschade, dient er een ruime toerekeningsmaatstaf gehanteerd te worden. Het Hof stelt een deskundige aan om de psychische klachten van verweerder te onderzoeken, als ook de arbeidsongeschiktheid. Ten aanzien van de psychische klachten komt de deskundige tot de volgende conclusie. Het is niet te zeggen of verweerder de psychische klachten ook zonder het ongeval zou hebben ontwikkeld. De deskundige geeft aan dat de psychische klachten het indirecte gevolg zijn van het ongeval. Gelet op de ruime toerekeningsmaatstaf, is het Hof van oordeel dat er een verband bestaat tussen de psychische problematiek van verweerder en het ongeval. Daarnaast oordeelt het Hof dat de arbeidsongeschiktheid van verweerder kan worden toegerekend aan het ongeval.
London Verzekering N.V. kan zich met het oordeel van het Hof niet verenigen en zij gaan in cassatie.
Door de Hoge Raad wordt geoordeeld dat de standpunten van London Verzekering een magere feitelijke basis hebben. De A-G benadrukt dat – in geval van letselschade – er een grote voorzichtigheid past bij losse stellingen die verzekeraars innemen.
Daarnaast blijkt uit de conclusie van de AG dat London Verzekering nutteloze verweren heeft aangevoerd. Nutteloze verweren kunnen een negatieve invloed hebben op de gezondheid van een particulier slachtoffer, aangezien de verweren onnodig gevoelens van frustratie en machteloosheid kunnen oproepen. Conclusie: het oordeel van het Hof blijft in stand.